Zesentwintig van de dertig RES-regio’s presenteerden op 1 juli hun plannen voor wind- en zonne-energie in RES 1.0. Genoeg om de klimaatdoelen van 2030 te halen. Wat opvalt is dat regio’s door protesten van inwoners kiezen voor meer zonne-energie. In dit artikel geven we een overzicht van de stand van zaken.

Regionale Energie Strategie: 35 terawattuur in 2030

De RES’en (Regionale Energie Strategie) komen voort uit het Klimaatakkoord van 2019. Volgens dit akkoord moesten dertig regio’s plannen ontwikkelen om 35 terawattuur (TWh) aan hernieuwbare energie op land te produceren. De gepresenteerde strategieën zijn goed voor in totaal 54,9 TWh aan duurzame elektriciteit op land. Dat is ongeveer 2,5 TWh meer dan in de concept-RES’en uit oktober 2020 en veel meer dan de 35 TWh die het Klimaatakkoord vraagt.

De afgelopen maanden hebben RES-partijen intensief met elkaar samengewerkt. Overheden, netbeheerders, maatschappelijke organisaties, energiecoöperaties en inwoners moesten met elkaar geschikte gebieden vinden voor windturbines en zonnevelden. Na het zomerreces komen de vier laatste regio’s met hun plannen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat vervolgens aan de slag en presenteert eind 2021/begin 2022 een volledige kwantitatieve analyse van alle RES’en 1.0.

Meer zonne-energie dan windenergie

Uit de nieuwe Regionale Energiestrategieën komt naar voren dat veel regio’s kiezen voor zonne-energie ten gunste van windenergie. Dit komt onder meer vanwege de protesten van inwoners tegen windenergie. Zonne-energie zou het landschap en de leefomgeving minder zwaar belasten dan torenhoge turbines waardoor inpassing in het landschap makkelijker is. Bovendien veroorzaakt ze geen geluidsoverlast of slagschaduw.

Er zitten ook nadelen aan: Het aanbod van zonnestroom kent veel schommelingen. Op een zomerse dag, in het bijzonder rond het middaguur, is de opbrengst veel hoger dan in de winter. Netbeheerders worstelen met het opvangen van deze pieken. Ook zou volgens hen de keuze voor zonne-energie investeringen van ruim een miljard euro vragen in extra stroomkabels, grondstations en accu’s voor de opvang van alle zon.

Hoger ambitieniveau vraagt om (extra) ondersteuning

Het ‘papieren’ vermogen dat de RES’en hebben gepresenteerd, is weliswaar meer dan de 35 TWh die het Klimaatakkoord vraagt, maar vermoedelijk net genoeg om het doel uit het Nederlandse Klimaatakkoord (49% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990) te halen. Dit komt omdat in de praktijk veel plannen sneuvelen. De realisatiegraad van zonneparken is nu ongeveer 50 procent. Ondertussen heeft Europa bepaald dat de uitstoot in 2030 met 55 procent omlaag moet voor het behalen van de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs.

Als het nieuwe kabinet dit doel overneemt, moet de duurzame elektriciteitsproductie in 2030 met de helft omhoog. Bovendien stapt Urgenda opnieuw naar de rechter met de eis dat de overheid het klimaatvonnis uit 2015 met structurele maatregelen nakomt. Het is daarom de verwachting dat de vraag naar duurzame elektriciteit de komende jaren sterk groeit. Om hieraan te kunnen voldoen, is en blijft de SDE++ subsidie voor de opwekking van duurzame energie een belangrijk instrument. Een andere relevante subsidie die bijdraagt aan het klimaatakkoord is de subsidie ‘Proeftuinen aardgasvrije wijken’. Voor een overzicht van subsidies voor zakelijke gebouweigenaren die verduurzamen, is er de ‘Download Gebouwde Omgeving’.

Op naar RES 2.0

Elke twee jaar passen de regio’s hun Regionale Energiestrategie aan de meest recente ontwikkelingen aan. De gepresenteerde RES’en 1.0 vormen slechts de opmaat naar de RES 2.0 in 2023. De actualiteit heeft – logischerwijs – dus een grote invloed op nieuw te ontwikkelen energieplannen.